Vissen kan je op heeel veel verschillende manieren indelen. Op deze site ga ik ze indelen als
volgt:
- Karpers
- Karperzalmen
- Cichliden
- Labyrintvissen
- Eierleggende tandkarpers
- Meervallen
- Modderkruipers
- Andere tropische eierleggers
- Levendbarenden
- Koudwater-zoetwatervissen
- Tropische zeewatervissen
- Koudwater-zeewatervissen
Zie hieronder voor uitleg en voorbeelden van elke soort.
Karpers
De familie van de karpers telt ongeveer 1.300 soorten,
wijdverbreid over bijna alle werelddelen. Ze bewonen alle watersoorten en passen zich goed aan aquariumwater aan. De vorm
van deze vis is klassiek, met gelijkmatige belijningen. Hij kan echter ook slank of diepgebouwd zijn, afhankelijk van de biotoop.
Karpers hebben zeven vinnen, twee gepaarde en drie ongepaarde. Keeltanden malen het voedsel fijn; de plaatsing ervan is belangrijk
voor het indelen van de soorten. Tot de koudwaterkarpers behoren de populairste aquariumvissen: goudvissen en koi's (zie ook
Koudwater-zoetwatervissen). Tropische karpers zijn verdeeld in drie hoofdgroepen voor het aquarium: barbelen, karperachtige
vissen die op het middelste en onderste waterniveau leven en rasbora's die overal zwemmen. Karpers leggen vrij eitjesen vertonen
meestal geen broedzorg.
Karperzalmen
De familie van de karperzalmen
telt ongeveer 1.300 soorten, verspreid over Midden- en Zuid-Amerika en Afrika. Ze vormen meestal schooltjes in meren en rivieren.
Lichaamsvormen en afmetingen lopen sterk uiteen, van de 5 cm lange potloodvisjes tot de gedrongen gebouwde Afrikaanse distichodussoorten
van 40 cm. Piranha's en pacu's zijn gespierd en zwaargebouwd om vlees en fruit te kunnen verscheuren. Andere karperzalmen
eten daarentegen voortdurend aquariumplanten. Karperzalmen hebben kaken met scherpe tanden en de meeste hebben een vetvin
op de rug. De familie telt veel populaire vissen, waaronder tetra's, zoals de schitterende neontetra (Paracheirodon innesi) en de kardinaaltetra (Paracheirodon axelrodi). De meeste karperzalmen
zijn vrijleggers. De mannetjes hebben soms een klein haakje aan hun anaalvin waarmee ze het vrouwtje vasthouden tijdens het
kuitschieten. De eitjes zijn kleverig en raken na het leggen meestal tussen de planten verborgen. Een echte uitzondering is
de spatzalm (Copella arnoldi) die zijn eitjes boven water aan een
glad oppervlak kleeft om ze te beschermen tegen roofvissen.
Cichliden
De meer dan 1000 leden van de familie van de cihliden leven
in Midden- en Zuid-Amerika, Afrika en Azië en delen van de VS. De meeste cichliden wennen aan leidingwater, maar sommige,
zoals de discussen, stellen bijzondere eisen. Kleuren, vormen en afmetingen lopen sterk uiteen, maar de meestel cichliden zijn
vaak zwarrgebouwd. Sommige worden te groot voor de gemiddelde bak, maar andere broeden in een gezelschapsbak. Mannetjes van
de Amerikaanse cichliden hebben langere, puntigere rug- en anaalvinnen en mannetjes van de Oostafrikaanse cichliden hebben
vaak gele of oranje vlekjes op de anaalvin. Er is ruim gelegenheid zich te specialiseren: Oostafrikaanse cichliden vereisen
bijvoorbeeld hard water en een rotsachtige inrichting. Veel soorten zijn planteneters en vereisen groenvoer. Cichliden zijn
flinke eters en ze produceren veel afvalstoffen; regelmatig vervangen van water is dan ooj noodzakelijk. Meestal worden de
eitjes afgezet en de ouders zijn vaak actief in uiteenlopende complexe vormen van broedzorg.
Foto van de maanvis / Pterophyllum
scalare:

Labyrintvissen
Vissen van deze familie leven vaak in zuurstofarme
wateren van Afrika en Azië. Ze zijn in staat zuurstof op te nemen uit de lucht die ze aan het wateroppervlak ophappen. Dit
doen ze met een aanvullend ademhalingsorgaan, het 'labyrintorgaan': een gevouwen structuur van been en bloedvatweefsel vlak
bij de kieuwen. Hierin wordt de lucht opgeslagen; vervolgens wordt zuurstof opgenomen. De Aziatische labyrintvissen zijn meestal
vreedzame, sierlijke zwemmers. Sommige soorten maken knorrende geluiden in de paaitijd of als ze uit het water worden genomen.
De Afrikaanse soorten zijn vaak groter. Het zijn echte roofvissen met een vaak opzienbare kleur en tekening. De meeste labyrintvissen
bouwen schuimnesten. Het mannetje verdrijft het vrouwtje na het afzetten van de eitjes, hij kan haar zelfs doden bij het bewaken.
De muilbroedende chocoladegoerami vormt hierop een uitzondering.
Eierleggende tandkarpers
De familie van de eierleggende tandkarpers
telt ongeveer 300 leden. Hun uit het Engels ontleende bijnaam, killivissen, verwijst naam het Nederlandse woord 'kil', voor
water of rivierbed. Ze wonen in tijdelijke poelen, brakke moerassen, meren en rivieren in Afrika, Amerika, Azië en de warmere
gebieden van Europa. Ze hebben een klein buisvormig lichaam en de bek is bovenstandig omdat ze hun voedsel zoeken aan het
wateroppervlak. Mannetjes zijn meestal feller gekleurd. In gevangenschap aanvaarden deze tandkarpers allerlei voedsel. Ze
leggen eitjes in planten of in de bodem. In beide gevallen duurt het vaak weken tot maanden voor de eitjes uitkomen en ze
kunnen bijna totale droogte doorstaan. Kleurverschillen tussen ondersoorten geeft aanleiding tot veel naamverwarring.
Meervallen
De meervallenfamilie telt ongeveer 2000 leden, waaronder
enkele van de opvallenste aquariumvissen. Sommige zwemmen op hun rug of trekken over het land, maar er zijn ook meervallen
die knorrende geluiden maken of elektriciteit gebruiken om hun prooi te doden. Ze leven in Amerika, Afrika en Azië en verblijven
altijd op de boden. Sommige zijn zeer sociaal en leven graag in schooltjes, maar andere zijn alleen 's nachts actief zodat
weinig van hun gedrag bekend is. Kenmerkend zijn de baarddraden rond de bek, waarmee ze in het donker voedsel opsproren. In
plaats van schubben zijn ze naakt of bedekt met benige platen.Ze nemen vaak zuurstof op door lucht te happen. Hoewel ze vaak
alles eten, zijn er ook planteneters bij en worden sommigen voor het bestrijden van algen aangeschaft. Meervallen vertonen
uiteenlopend broedgedrag, waaronder het afzetten van eitjes en het bouwen van schuimnesten.
Foto van een Snavelharnasmeerval
/ Farlowella acus met eitjes:

Modderkruipers
De verschillende soorten modderkruipers die voor
de aquariumliefhebber beschikbaar zijn, komen uit Zuid-Oost Azië. Ze leven vooral op de bodem van beken en rivieren; vandaar
hun platte buik. Kenmerkend voor de familie is de intrekbare stekel onder het oog. Hiermee schrikken ze roofvissen af, maar
ze blijven ermee in schepnetjes hangen. De bek is onderstandig en draagt baarddraden om voedsel te zoeken. Zoals labyrintvissen
en sommige meervallen happen moderkruipers ook naar lucht. Ze onttrekken er in hun darm zuurstof aan. Veel soorten leven 's
nachts en schuilen overdag tussen planten en rotsen. Als het donker wordt of als er voedsel in hun buurt komt, komen
ze te voorschijn. In het wild eten ze wormen en insecten; in gevangenschap nemen ze ook ander voedsel vooral korrel- en ander
snel zinkend voer. Over hun voortplantingsgedrag is weinig beken; in gevangenschap hebben ze echter eitjes afgezet, nadat
ze met hormonen waren behandeld. Vooral vissen van het geslacht Botia zijn al jaren populair in de aquariumgeschiedenis.
Andere tropische eierleggers
Bv: Regenboogvissen, ...
Levendbarenden
...
WORDT VERVOLGD